Historie

Van 1976 tot 2018 zijn in het Belmonte Arboretum in Wageningen elf tentoonstellingen gehouden met moderne buitenkunst. In 2023 staat de twaalfde editie van Beelden op de Berg op het programma. 

 

Eigenlijk begon de geschiedenis van deze reeks tentoonstellingen al in mei 1955 bij de herdenking van tien jaar bevrijding. Toen was het oude Arboretum De Dreijen het decor voor een tentoonstelling van verzets- en bevrijdingsmonumenten. Een van de meest aangrijpende beelden was de staande figuur ‘Man voor het vuurpeloton’ (1949) van Mari Andriessen. Het beeld staat nu aan de Dreef in Haarlem. 

 

In 1963 was de viering van 700 jaar stadsrecht van Wageningen de aanleiding voor een nieuwe beeldententoonstelling – dit keer in het jonge Belmonte Arboretum. Initiatiefnemer was Projectgroep ‘de wereld’, een samenwerking van Studium Generale van de Landbouwhogeschool en het gemeentelijk cultureel expositie- en ontmoetingscentrum (KEO-Werkwinkel). Tussen de veertig deelnemers uit het hele land exposeerde de Wageningse beeldhouwer Ubbo Scheffer zijn beeld ‘Jacob en de Engel.’ 

 

In 1976 moest de herdenking van 100 jaar landbouwonderwijs - naast het gebruikelijke inhoudelijke programma - een speels accent krijgen. Rector-magnificus J.P.H. van der Want zei daarover: “er wordt namelijk in het [nieuwe] belmonte arboretum van de landbouwhogeschool een beeldententoonstelling ingericht, zomaar om de kunstwerken in een mooie tuin op een fraai punt van nederland: de wageningse berg, te plaatsen en er anderen van te laten genieten”.

 

Projectgroep ‘de wereld’ onder leiding van Ben Joosten nam samen met de Nederlandse Kring van Beeldhouwers de organisatie op zich en gaf aan de tentoonstelling voor het eerst de naam Beelden op de Berg mee. Omdat de beelden afzonderlijk in hun omgeving tot hun recht moesten komen, werden er van de honderd uitgenodigde inzenders slechts zesenveertig geselecteerd. Daaronder waren beeldhouwers die representatief zijn voor hun generatie zoals Pearl Perlmutter, Wessel Couzijn, Marius van Beek, Cornelius Rogge en Pjotr Müller. 

 

Op Beelden op de Berg ’79 stonden 40 kunstwerken van vooral jonge kunstenaars. Die experimenteerden met steen, marmer, hout, glas, staal en maakten abstracte monumentale objecten. Vijf kunstenaars maakten hun werk ter plekke. De eerste edities waren nog min of meer klassieke overzichtstentoonstellingen. Maar voor Beelden op de Berg 82 wilde de organisatie duidelijk afstand nemen van de traditionele sokkelbeelden. Alle 22 werken moeten ‘iets met de bomentuin op de Berg’ te maken hebben. Beelden op de Berg 4 (1985) probeerde een verbinding te maken met de openbare ruimte en het landschap. De ‘plek’ werd een belangrijk onderwerp. Het Belmonte Arboretum met zijn bijzondere topografische kenmerken inspireerde bij uitstek om deze ontwikkelingen te laten zien. Aan deze editie namen voor het eerst ook drie buitenlandse kunstenaars deel: Ian Hamilton Finlay, Per Kirkeby en David Mach. 

 

Na Beeldhouwers van Zimbabwe (1989), een tentoonstelling die weer geheel was gewijd aan de figuratieve kunst, zijn de tentoonstellingen meer thematisch van opzet geworden. Dit blijkt ook uit de titels die de edities vanaf dat moment mee kregen. Voor de tentoonstelling musée des beaux arts, musée des beaux arbres (1993) werden naast Nederlandse kunstenaars, zoals Marinus Boezem en herman de vries ook Guiseppe Penone (Italië), Kimio Tsuchya (Japan), en opnieuw Ian Hamilton Finlay (beiden uit Groot Brittannië) uitgenodigd. Bij de opening van de tentoonstelling waren drie oude eiken (Quercus robur ‘Fastigiata’) het middelpunt van een door Robbert Kamphuis geënsceneerde performance. De eiken werden met elkaar in de echt verbonden en daarmee was de tentoonstelling geopend.

 

Bij de tentoonstelling St(*)rboretum (1998) stond de samenwerking van drie kunstenaars met wetenschappers van de Landbouwhogeschool en de dienst Landbouwkundig Onderzoek centraal. De uiteindelijk niet geplaatste nucleaire kern (isotoop U 238) in de Nuclear Garden van Paul Perry was het opvallendste onderdeel van deze experimentele tentoonstelling, waar vooral veel over gepraat en geschreven is.

 

De thematische aanpak zou zich bij de volgende edities blijven ontwikkelen. Het werk van de deelnemers werd meer en meer bepaald door natuurlijke en landschappelijke elementen. De kunst ging niet alleen de dialoog aan met het landschap van het Belmonte Arboretum, maar zou ook reageren op de wetenschappelijke aspecten van de botanische collectie. De thema’s leidden ook tot randprogrammeringen, performances en lezingen. Een goed voorbeeld hiervan was het ontwerp-seminar dat vooraf ging aan de achtste tentoonstelling Dreamscapes (2003), die de maakbaarheid van de natuur als thema had. Voor deze editie met kunstenaars als Job Koelewijn, Germaine Kruip en Ann Veronica Janssens (België) werden ook de (landschaps)architectenbureaus MVRDV, WEST 8 en B + B uitgenodigd om werken te realiseren.

 

In de volgende editie Exoten (2008) werd het arboretum opgevoerd als metafoor voor culturele diversiteit. Een park als verzamelplek van inheemse en exotische planten- en boomsoorten die met elkaar moeten samenleven in een afgebakend gebied. Deelnemende kunstenaars waren onder andere Peter de Cupere, Maartje Korstanje, Remy Jungerman, Heidi Linck en Ronald van der Meijs. Blood for Roses gaf een kleurrijke, theatrale invulling aan het thema en Martijn Engelbrecht verzamelde voor The Rest voedselrestanten, die tot een smakelijke lunch in de tuin werden bereid.  

 

Bij de tiende editie (Re)Source (2013) zette deze ontwikkeling zich nog verder door: van autonome beelden en locatie gebonden sculpturale ingrepen naar meer thematische tentoonstellingen met een gemeenschappelijk verhaal. En dat steeds gelieerd aan de functie en de betekenis van de bijzondere plek, het Belmonte Arboretum. Voor ‘(Re)Source - over authenticiteit en manipulatie’ werd het arboretum opgevoerd als metafoor voor culturele diversiteit. Een park als verzamelplek van inheemse en exotische soorten die met elkaar moeten samenleven in een afgebakend gebied. De kunstenaars en vormgevers ertoe gingen in op de wetenschappelijke kant van het arboretum. Deelnemers waren onder andere Koen Vanmechelen, Christien Meindersma, Anne Holtrop, Driessens & Verstappen, Maria Barnas, Barbara Visser, Atelier NL en Ernst Verhoeven.

 

De meest recente editie kreeg de poëtische titel Zomersneeuw (2018). Deze naam verwijst naar een natuurlijk verschijnsel – de paring van eendagsvliegjes – dat wordt gebruikt als metafoor voor ‘eeuwige verjonging’. Dit thema werd mede ingegeven door het 100-jarig bestaan van de Wageningse Universiteit. In de tentoonstelling werd ‘eeuwige verjonging’ gekoppeld aan de cyclische processen in de natuur, zoals ontkiemen, bloeien, afsterven en weer opnieuw ontkiemen. Tien kunstenaars gaven er hun geheel eigen visie op.